Afremcoach

‘Van mij hoeft het allemaal niet meer,’ denk ik, terwijl ik door de huiskamer waggel. Ik waggel stram van de tafel naar de gang, met drie papiertjes in mijn handen, naar de oud papierbak. Om absoluut, volledig, inefficiënt, ontzettend niet Marie Kondo, een soort van op te ruimen.
Maar ik kan niet bedenken hoe het anders moet. Breindood.
En mijn lichaam wil niet. Mijn bovenbenen doen zo’n pijn. Ik sterf van de spierpijn. En ik ben zo moe.

Vanochtend kon ik haast de trap niet af. Ik ging zoals heel oude mensen gaan, met twee handen aan de leuning, er zwaar op leunend, en tree voor tree. Eerst de ene voet, dan de andere voet erbij. Ik deed mijn best niet te kreunen, want iedereen lag nog op bed.
Bij het naar de wc gaan, moest ik mezelf vasthouden aan de deurklink en het wasbakje, anders kon ik mezelf niet laten zakken. En ik pufte erbij, alsof ik tien centimeter ontsluiting had.

Ik heb een afremcoach nodig

Ik schuifel terug naar de huiskamer, en probeer te bedenken wat ik nu moet doen.
Ik had die twee kilometer niet moeten gaan lopen vanmiddag. Stom idee dat zere spieren warm moeten blijven. Stom, stom, stom.
* Ik heb een afremcoach nodig *

* Ik heb een afremcoach nodig *

Mijn ogen knipperen tegen beginnende tranen, mijn keel slikt tegen een beginnende krop. Misschien kan ik me beter naar boven slepen. Die rottrap weer op. Misschien kan ik er beter over gaan schrijven.

Schrijven helpt. Altijd.


Sporten na kanker

Gisteren leek het even heel wat. Ik deed mijn eerste training in de fitnessruimte van de fysio. (Vooruitgang! Mega vooruitgang! Een training, buiten de deur! En daar ben ik aan toe!)
Twintig minuutjes oefeningen doen. (In mijn ogen zijn het niet eens echte oefeningen, maar mijn fysio verzekerde me dat ik zo verschillende spiergroepen train.)
Oefeningen met een skippybal. Een beetje de bal langs de muur rollen, buigen met mijn knieën en op mijn tenen staan.
Oefeningen met een krukje. Erop en eraf, maar tien keer in totaal.
En twee keer drie minuutjes op de crosstrainer, op de lichtste stand. Want ‘je eet heel wat appeltjes op, met het doen van je oefeningen, en dan blijven er klokhuisjes over. En daar verzuur je van, dus je moet telkens even op de crosstrainer,’ legde de fysio uit. Toen ik het ding eerder deze week bij wijze van oefening-met-uitleg in beweging moest krijgen, wilde ik ook kreunen. Mijn benen verzuurden meteen. Ik had klokhuisjes terwijl ik niet eens appeltjes op had. Maar mijn fysio stond toen naast me, dus grijnsde ik en zei ik ‘zo, dat is best wel zwaar’.
Gelukkig maar, want anders had ik twee keer vijf minuten gemoeten.

Jaren tachtig Barbie

Toen ik aankwam in de oefenruimte, stond een jonge, heel knappe, slanke blondine – echt een soort van jaren tachtig Barbie - op een loopband (en dat bedoel ik als groot compliment, hè, niet denigrerend ofzo, want de Barbies van na 2020 mogen niet meer zo knap zijn en ook niet meer volmaakt slank, met wespentaille, mooie heupen en nog eens flinke borsten ook). Tussen de oefeningen door praatten we met elkaar, al ging dat voor mij eigenlijk niet.
Adem te kort. (Stik!)
En spierkracht. (Slap!)
'Lukt dat wel, praten onder je oefeningen?’ vroeg jaren tachtig Barbie.
‘Ja… pufpufhijghijg… hoor, geen… pufpufhijghijg… probleem,’ loog ik.
* Ik heb een afremcoach nodig *
Maar jaren tachtig Barbie was niet gek en ze glimlachte een perfecte lach en vroeg of ik van ver moest komen. Ik zei ‘ja’ – en even was ik best nog wel trots op mezelf omdat ik haar vraag zomaar in één keer begreep - en toen vertelde ik over mijn ziekte, de chemokuren, de bestralingen, de vitaminetekorten en nu sinds een paar weken ook mijn HB- en ferritine tekort. Jaren tachtig Barbie vertelde over haar astma, en dat ze daarbovenop twee keer covid kreeg, plus een longontsteking en nog een infectie erbij. Dat had ze allemaal gehad, nou ja de astma had ze nog steeds, maar de rest gelukkig niet meer, die dingen kreeg ze allemaal in anderhalf jaar tijd.
En toch.


En toch kon jaren tachtig Barbie gewoon praten, terwijl ze rende. Ze rende, en nog gracieus ook, op die loopband, al die twintig minuten dat ik de meest seksloze babyfitness deed, al liggend op een matje, met blubberende armen en benen in de lucht, en daartussen een skippybal gepropt, mijn navel intrekkend – want dat moest van de fysio - waarbij uiteraard al mijn rolletjes – nou, ja, ROLLEN - zichtbaar waren. Ik vroeg haar hoe dat toch bestond, dat ze kon rennen en praten tegelijk, en ook nog eens zo lang, en toen zei ze: ‘Trainen, trainen en nog eens trainen.’ En toen zei ik: ‘Was het bij mij ook maar zo’n feest, want mijn spieren zijn beschadigd en kunnen niet goed herstellen.’ (Sjonge, ik wist het heel goed te vertellen gisteren, zelfs te voorspellen, en toch was ik vanmorgen een soort van verrast, nou ja, zeg maar gerust geschokt, toen ik geen pijnloze stap meer kon zetten en de trap als een tachtigplusser na een heupoperatie afstrompelde.)
Toen ik klaar was met mijn babyfitness, rende jaren tachtig Barbie nog steeds, maar dan wel iets minder hard. Ik vertelde dat ik mijn avonturen als kankerpatiënt had opgeschreven en dat er een boek van uit zou komen. Jaren tachtig Barbie reageerde enthousiast en zei dat ze verpleegkundige was. (Ik geef eerlijk toe: op dat moment was ik nog meer onder de indruk van jaren tachtig Barbie. Zo eruit zien, zo kunnen rennen met astma, daar daarbovenop twee keer covid, een longontsteking en nog een infectie erbij en dan ook nog verpleegkundige zijn!)
En toen zei ze: ‘Naar huis jij. Want je put jezelf uit.’
Wow. Echt wel een verpleegkundige.
Jaren tachtig Barbie had gelijk en ik luisterde.
* Ik heb echt wel een afremcoach nodig *
Maar toen moest ik nog vijf minuten fietsen.

* Ik heb een afremcoach nodig *

Instorting

Eenmaal thuis was het drama met mijn oudste. Gedoe op school. Omdat ik zo moe was van de babyfitness, belde ik, zodra ze naar school was, helemaal in paniek mijn man op. Haar verdriet was mijn verdriet en ik moest daar iets aan doen. Zo voelde dat. Heel heftig. Alles was extra heftig na de babyfitness.
’s Middags ging ik lopend
(het was maar een kilometer, echt waar)
* Ik heb een afremcoach nodig *
naar een leuke eettent met mijn zus. Onze eerste echte lunch sinds mijn behandelingen. Het was heerlijk. Omdat de zon scheen werd ik overmoedig, en zei ik: ‘Natuurlijk kunnen we langs de winkels lopen op de terugweg. Ik heb een boek bij de boekhandel besteld en die moet ik toch nog ophalen. ’
* Ik heb een afremcoach nodig *
We kwamen wat bekenden tegen en maakten een praatje.

We liepen de boekhandel in en uit. En nog een winkel in en een winkel uit. Het ging zowaar een beetje op een pré-corona, pré-ziek zijn, pré-diagnose, pré-behandelingen, shopmiddag lijken. En daar was ik aan toe, dat had ik nodig, door het drama met mijn oudste die ochtend, ná mijn babyfitness. En daar was ik aan toe, dat had ik nodig, door alle ellende van de afgelopen twee jaar.

* Ik heb een afremcoach nodig *

We liepen nog een winkel in en een winkel uit. Ik probeerde zowaar een paar bloesjes, die mijn zusje met een verkoopster uitzocht, met een hooggesloten nek, omdat ik met mijn bestraalde décolleté niet in de zon kan.

En toen stortte ik in. In het pashokje. Ik wist mezelf amper nog aan te kleden. Wat moet eerst? Hemd of shirt? Schoenen of broek? Kortsluiting, pieppieppiep!

* Ik heb een afremcoach nodig *

We stonden in de rij, er waren problemen met de kassa. Ik kon eigenlijk de stemmen van de mensen in de rij en de verkoopmevrouw niet meer verdragen en eigenlijk ook niet meer op mijn benen staan.

Kortsluiting, pieppieppiep!

* Ik heb een afremcoach nodig *

‘Ga jij maar vast naar huis,’ zei mijn zusje. ‘Ik reken wel voor je af. ’

Een kwartier later zat ze bij me aan tafel. We zaten allebei te geeuwen. Ik van he-le-maal op zijn, kortsluiting en pieppieppiep en zij van haar nachtdienst en chronisch te weinig slaap.
‘Iemand moet je in bescherming nemen tegen jezelf,’ zei ze. ‘Je trok helemaal wit weg.’

* Ik heb inderdaad een afremcoach nodig *

Saskia 1.2

En dus sjok ik nu de trap op. Vanmiddag kon ik niet veel meer dan lezen in Lala Güls ‘Ik ga leven’. Een gehypet boek – echt wel zo’n beetje het best verkocht in Nederland op het moment - waar ik niet echt van opknap. Het is een ontzettend depri verhaal over een onderdrukt Turks meisje, dat haar verhaal heel gefrustreerd en vooral ook ‘Kijk eens hoe rijk mijn vocabulaire is - ik studeer Nederlands!’ opschrijft. Ik verlang naar een stukje leesbare taal. Naar lekker leesvoer. Een therapeutische schrijfoefening, voor mezelf, waarmee ik glimlachend kan terugkijken op alle ellende die ik mezelf heb aangedaan.

Vanochtend ging de trap afgaan moeilijk.
Pufpufhijghijg… (‘Auwauwauw,’ jammert een stemmetje in mijn hoofd).
Nu is de trap opgaan al een ramp.
Maar ik moet.

* Ik heb een afremcoach nodig *

Ik moet een stukje schrijven.
Ik moet verklaren waarom ik nu ineens weer Saskia 1.2 ben, en ik moet erom kunnen lachen.
Ik moet. Want ik wil verder.
Acht stappen achteruit.
En morgen weer vier vooruit.

Hoop ik.

Dit verhaal publiceerde ik eerder op LinkedIn, Facebook en Instagram.

Over de schrijver
SASKIA MAASKANT (1981) is auteur, columnist, blogger en spreker. Haar vierde jeugdroman 'Meerminnen verdrinken niet' (2020) werd genomineerd voor de Archeon Thea Beckmanprijs 2021. In juni 2021 kreeg ze de diagnose hodgkin. In november 2022 verschijnt 'Bijna iedereen heeft kanker' : een bundel vol avonturen. Verhalen met een onverwachte twist, een lach én een traan. En, vooruit, ook nog wat andere dingen die kanker misschien wel ietsje minder eng en vooral bespreekbaarder maken. De extraatjes met een ‘k’ maken dit boek tot een essentiële aanwinst voor de boekenkast (en misschien ook wel keukenkast).
Reactie plaatsen